Aanpassing en fundamentalisme (2011)

Neemt u wel eens de tijd om naast kinderen te gaan zitten als deze aan het gamen zijn op de computer? Er gaat dan een wereld voor je open. World of Warcraft is een van de favorieten. Je maakt een avatar, een figuurtje dat je vertegenwoordigt in de virtuele wereld van het spel. Nou ja, figuurtje? Soms ziet het er heel krijgshaftig uit; de wapenrusting kan gewisseld worden per situatie. Als figuur kun je in het spel lid worden van een guild, een groep krijgers. En opvallend is dat je je, als je dat leuk vindt, ook kunt aansluiten bij degenen die eerst je vijand waren. Je wordt een ork of een elf of een gnome. Je identiteit kan wisselen, en daarmee ook je uiterlijk, je mogelijkheden, je levenswijze. Een fascinerende wereld, die ook verslavend kan werken. Een kind moet van zijn ouders leren maat te houden, ook in deze.
Waarom dit uitstapje naar de virtuele wereld? Omdat ik me met u probeer te verplaatsen in het joodse volk, dat in de 6e eeuw voor Christus leefde in de ballingschap. In Babylon om precies te zijn, in het huidige Irak. Veel volkeren verdwijnen langzaam op vreemde grond. Ze lossen op door vermenging met andere volkeren en andere culturen. Maar je kunt je ook verzetten tegen assimilatie. Orthodoxe moslims doen dat bijvoorbeeld in ons land. Ze verzetten zich tegen de liberale tijdgeest, waarin alles geoorloofd lijkt. Ze verzetten zich tegen die in hun ogen barbaarse cultuur met haar losbandigheid en gebrek aan eerbied en respect. Ze hechten zich sterker dan in het land van herkomst aan het eigen verhaal, aan de eigen cultuur, aan de eigen religie.
Precies dat heeft ook het joodse volk gedaan, daar in het vreemde Babylon. Ze wilden niet, zoals in World of Warcraft, spelen met identiteiten, en nu eens dit en dan weer dat uitproberen. De joodse ballingen voelden wel aan: we moeten ons eigen verhaal sterker maken; we moeten naar onze kinderen uitbeelden dat we anders zijn. De Babyloniërs staan sterk. Zij hebben zelfs een mythe over hoe de wereld ontstaan is. In die mythe, met de naam Enuma Elish, worden in het allereerste begin de hemel en de aarde geschapen. En wel door het splitsen van de wateren en het scheppen van het licht. De goden bewonen de sterren, en de mensen op aarde zijn hun slaven. En Marduk, de god van de stad Babylon, is de oppergod. Aan Hem moeten allen gehoorzamen. Dat verhaal was toen al 14 eeuwen oud.
De God die zich aan Abraham en Mozes had geopenbaard was anders! De sterren waren slechts lampjes. Er is geen strijd tussen de goden. Alle mensen, ook alle koningen, zijn eerbied verschuldigd aan de Almachtige. En de koning mag uit eerbied voor God niet regeren naar willekeur; het gaat om recht en gerechtigheid voor alle mensen, ook voor de armen. Hoe anders is het dan in het verhaal van Marduk. Om sterk te staan, om zichzelf te blijven te midden van een vijandige cultuur, bewerkt het joodse volk de scheppingsmythe van de omgeving. Zij geeft er haar eigen draai aan, en wij hebben daar een verhaal uit Genesis aan te danken, dat zo'n heel eigen beeld heeft van wie God is en wie de mensen zijn. De mens is daarin de kroon op de schepping, notabene geschapen naar Gods beeld en gelijkenis. Er is een paradijselijke begintoestand, waarin het voor de mensen en voor God goed is, zeer goed. De joden beseffen heel goed dat het paradijs verloren is, al heel lang geleden. De ballingschap zien zij als een straf voor de zonden van het volk. Zij laten zich echter niet kleinkrijgen. Ze blijven hun God trouw. In hun eigen scheppingsmythe verliest de bijna goddelijke mens zijn onschuld. Adam en Eva ontdekken dat goed en kwaad bestaan, en dat het kwaad verleidelijk is. Ze geven eraan toe. Hun nazaten willen de bevrijdende God van Israel blijven dienen, en ze beseffen dat je dan steeds opnieuw weerstand moet bieden aan het kwaad. En dat God je daarbij helpt. God staat je metterdaad bij door Zijn Woord. En door Zijn scheppende Geest.
Wij lezen dat verhaal steeds opnieuw. Ook wij willen ons niet uitleveren aan de tijdgeest. Ook wij willen trouw blijven aan een bevrijdende God. Wij willen leven vanuit de liefde die God in ons gelegd heeft. En weerstand bieden aan alle banaliteit, aan de oppervlakkigheid. We willen diepgang, kwaliteit, een cultuur van goedheid, waarheid en schoonheid. Het spreekt ook ons denk ik aan als in de mythe God de mens roept: Waar ben je? Kom te voorschijn. Leg verantwoording af. En maak een nieuw begin. Er is altijd een nieuw begin, omdat in de joodse bijbel God niet de vernietiging wil. Hij verdrijft de mensen uit het paradijs, maar belooft hen toekomst. Hij sluit steeds opnieuw een verbond met hen. En in de joodse apocalyptiek van de laatste eeuwen voor Christus wordt een nieuwe hemel en een nieuwe aarde beloofd, waarin de paradijselijke toestand van het begin wordt hersteld voor de kinderen van het licht. Een groots visioen, een mythische droom waaraan de joden door de eeuwen heen veel hoop hebben ontleend: eens zal de Messias komen! Ons lijden zal dan voorgoed voorbij zijn.
God sloot een verbond, met Adam, met Abraham, met Mozes. En dan, dan sluit God opnieuw een verbond met ons mensen, in de Mensenzoon, in Jezus. God openbaart zich als liefde die tot het uiterste gaat, tot eventueel de dood erop volgt. Een mens, een nieuwe Adam, die vol is van de liefde van God. In het evangelie zien we dat Jezus geen kopie is van de oude Adam. Jezus, de man Gods van 600 jaar na Babylon en het verhaal van Genesis, is net als zijn tijdgenoten, en net als wij, de onschuld voorbij. Hij is Zoon van God, maar Hij is ook voluit mens van Zijn tijd. Heel zijn jeugd is Hij stap voor stap toegegroeid naar het moment dat Hij als profeet van het verbond duidelijk te voorschijn komt. Aan Hem, aan het proces van Zijn geestelijke rijping, ontlenen we het verhaal dat we vandaag horen. Een verhaal waarbij je je als hedendaagse puber weer helemaal thuis zou kunnen wanen in World of Warcraft of een andere game met weidse vergezichten en grootse perspectieven. Brood te voorschijn toveren; op de hoogste toren van een stad staan, en zelfs in een handomdraai, met één beweging van de muisknop, op de top van een berg belanden. Alle koninkrijken der wereld lijken onder handbereik.
In games wordt er heel wat afgevochten. Het evangelie van vandaag lees ik als een beeldend verslag van een gevecht. Het is een innerlijk gevecht, een belangrijk moment in de geestelijke groei van Jezus. Hij zet een belangrijke stap, een stap die veel religieus gevoelige mensen maken. Het is de stap voorbij het fundamentalisme. In alle godsdiensten komt het voor: jonge mensen radicaliseren. Ze voelen zich geroepen. Ze zijn in de ban van een heilig moeten: de boodschap van God moet aan iedereen worden verkondigd, en het doel heiligt daarbij de middelen. Het eigen kunnen wordt, met citaten uit heilige boeken in het achterhoofd, overschat; het eigen ego wordt uit missionaire zendingsdrift enorm opgepompt. Almachtsfantasieën krijgen vrij spel: bij wijze van spreken van stenen brood kunnen maken en de hele wereld kunnen veroveren. En daarbij een gevoel van onkwetsbaarheid: alsof je van de top van de tempel af kunt springen. Je zit het bij de jonge jihadisten, die met bomgordels om hun middel een doel denken te dienen waarvoor ze het paradijs verdienen. Je ziet het bij sommige moslims, maar het komt ook in andere godsdiensten voor.
Allemaal heel menselijk. Maar het contact met de werkelijkheid is zoek. En ook het contact met God. Jezus vindt in deze crisis een houvast in de Schrift, in het boek Deuteronomium. Hij beseft: het gaat uiteindelijk niet om mij. Het gaat niet om de macht. Het gaat om de eer van God. Hij doorstaat de beproeving om als een strijder, met een kille, geharnaste identiteit, aan zijn missie te beginnen. Hij komt tot zichzelf en hervindt zijn oorspronkelijke warme bezieling. Twee alinea's verder, in Matteüs 5, kan Jezus daarom van binnen uit spreken over warme menselijke gevoelens en houdingen. Hij heeft het in de Bergrede over nederigheid en zachtmoedigheid, over troosten en vrede stichten, over barmhartigheid en hongeren en dorsten naar gerechtigheid.
De wereld van de Schrift verkennen en echt op je toelaten; het heeft wel iets van het avontuur in World of Warcraft. In ons heilige boek met zijn brede horizon krijg je de kans voortdurend van rol te wisselen. Zo leer je jezelf goed kennen. Nu eens ben je een kwetsbare balling in een overweldigend Babylon; een balling die kost wat kost zijn eigen identiteit vast wil houden. Want hij wil niet buigen voor de heidense goden en zijn ziel verkopen. Dan weer zit je in diepe crisis midden in de woestijn. In je hoofd en je hart kolkt de woede over onrecht en leegte, over verloedering. Je voelt een zendingsdrift, een enorme passie voor de zaak van het koninkrijk Gods. Terecht, en heel belangrijk, die passie. Toch moet die passie uitgezuiverd worden. Er zit nog teveel van satan in, teveel geweld, ongeduld en overmoed. Laten we ons in deze tijd van bezinning nog intenser onderdompelen in de wereld van de Schrift. Laten we deze veertig dagen net als Jezus benutten voor zelfonderzoek en uitzuivering. Juist dan kan het feest van Pasen ons vervullen van zachtheid, van licht, van vertrouwen. Zodat we als kinderen van God, en niet als geharnaste soldaten, onze missie in deze wereld kunnen voortzetten.